Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Aangaande [16]het hoofd dergenen, die mij omringen, [17]de overlast hunner lippen overdekke hen. 16. Versta hier, een bozen man, die de voornaamste geweest is onder Davids vijanden, hetzij Saul of een ander. Anders: den hoofden; dat is, de voornaamsten en oversten onder de vijanden, in het getal van velen, gelijk vs.11; of den hoop. Verg. Job 1:17. Anders: het vergif. Zie boven vs.4. 17. Te weten, de overlast, of de moeite die het voorzeide hoofd, met degenen die mij omringen, mij met hun kwade tongen aandoen.